Als je jouw resultaten statistisch wilt analyseren, dan moet je onderscheid maken tussen Frequentievragen, Samenhangvragen en Verschilvragen. De reden is dat je bij elke vraag een andere statistische methode moet gebruiken. In Hoofdstuk 4 krijg je daar alles over te horen.
1. Bij Frequentievragen kijk je hoeveel iets voorkomt. Dit soort vragen zie je vaak bij verkennend onderzoek. Het gaat er alleen maar om hoe vaak iets voorkomt, en of de uitkomst eigenlijk altijd bijna even groot is, of dat er best nogal wat spreiding kan zitten in de metingen. Vergelijk bijvoorbeeld eens het geweer van een scherpschutter, met een korte-loop-machinegeweer van een terrorist. De eerste heeft een hele kleine spreiding, de andere sproeit kogels in het rond.
2. Bij Samenhangvragen gaat het er om of de afhankelijke variabele echt mooi meebeweegt met de onafhankelijke variabele. Neem als voorbeeld global warming; nemen de CO2 en de temperatuur echt samen toe? Zodat je kan veronderstellen dat een hogere CO2 concentratie (onafhankelijke variabele) leidt tot een hogere temperatuur (afhankelijke variabele)? (het antwoord is overigens een overtuigend ja).
3. Het derde type, de Verschilvraag kom je misschien wel het vaakst tegen op de middelbare school : zijn de uitkomsten van dit experiment nu echt wel verschillend? Of is het maar toeval, en lijkt het alleen maar zo. Heeft bijvoorbeeld het drinken van koffie echt invloed op de reactietijd van de proefpersonen?