Ondertussen ziet de buurman wel dat Klaas respect heeft voor de gebarentaal. Hij vertelt dat zijn jongens naar een dovenschool gaan, want het kost vele jaren om de taal te leren. "Net als Duits leren", denk Klaas, want hij moet voor volgende week nog 100 woorden leren voor een voca toets.
En dan komt Klaas op een idee. Zou het makkelijker zijn om het vingeralfabet te leren, dan 100 woordjes Duits? Of nee, er zijn maar 26 letters, dus het moeten ook 26 woordjes Duits worden. Dat lijkt hem wel een leuke vraag, want dan leert hij tegelijk ook het vingeralfabet.
Meteen de volgende dag schiet Klaas zijn docent nlt aan. Is het ook een goede onderzoeksvraag als hij gaat onderzoeken wat je sneller leert, het vingeralfabet of 26 woordjes Duits? Niet onverwacht, de lerares vindt het prima. Maar ze vraagt wel meteen bij wie hij dat wil onderzoeken. En bij hoeveel mensen. Want de onderzoeksvraag moet niet alleen helder en precies zijn, maar ook goed haalbaar.