Stop navigatie

Eisen aan de onderzoeksvraag

Aan een goede onderzoeksvraag kan je heel wat aflezen.
Klik op elke eis :

1.  Diepgang

De vraag moet voldoende diepgang hebben

Deze eis is makkelijk : het is altijd duidelijk hoeveel tijd besteed mag/moet worden (het aantal slu); je moet die tijd efficiënt vullen - klaar.

2.  Haalbaar

Het onderzoek moet natuurlijk wel haalbaar zijn binnen deze tijd. Op is op.

En het onderzoek moet ook haalbaar zijn binnen de mogelijkheden van een school. Voor je PWS een raket bouwen en naar de maan reizen, dat gaat 'm niet worden. 

3.  Onafhankelijke en afhankelijke variabelen

Als je iets onderzoekt, kijk je eigenlijk naar twee verschillende soorten 'dingen'. Je wilt namelijk weten wat er gebeurt, als je een bepaalde actie doet. Bijvoorbeeld, je wilt weten of een zonnepaneel bij meer licht, ook meer stroom gaat leveren. De hoeveelheid licht is dan wat jij bepaalt, wat jij instelt. Zo'n instelbare factor wordt de onafhankelijke variabele genoemd. Het effect dat je gaat meten, is de hoeveelheid geleverde stroom. Je onderzoekt of die factor afhangt van lichtsterkte. Daarom wordt de stroomopbrengst de afhankelijke variabele genoemd. 

In de onderzoeksvraag moet duidelijk zijn wat de onafhankelijke variabelen zijn, en wat de afhankelijke variabele is. 

Vaak wordt het effect van meerdere onafhankelijke variabelen onderzocht, bv. of er verschil is tussen mannen en vrouwen, of ondernemers en ambtenaren. En soms heb je dan dat factoren elkaar versterken. Bijvoorbeeld mannen kleden zich slechter dan vrouwen, en ambtenaren slechter dan ondernemers. En dan blijkt dat vrouwelijke ondernemers niet dubbel, maar zich wel tien keer beter kleden. Er is dan nog wat anders aan de hand, bv. het glazen plafond.

In deze module wordt bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de metingen altijd maar naar het effect van één variabele gekeken. 

4.  Verkennend of toetsend onderzoek

Bij een verkennende vraag is de uitkomst onbekend. Vaak bestaat er wel een vaag idee waar het op uit zal komen, maar hoe het precies zit, is onbekend. Een flauw voorbeeld is de lengte van leerlingen in Havo-4A. Die zal niet onder de 1,0m zijn, en ook niet boven de 2,5m. Een nauwkeurige meting zal uitkomst geven.

Het kan ook zijn (bijvoorbeeld) dat de leraar nlt beweert dat de leerlingen in Havo-4A langer zijn dan die in Havo-4B, want er zitten meer jongens in Havo-4A. In dat geval wordt een uitspraak getest. De uitkomst is nog steeds niet zeker, maar de vraag is vooral, heeft de docent nlt gelijk of niet? Zo'n type vraag, waarbij een bewering wordt gecontroleerd, heet een toetsende onderzoeksvraag. De bewering wordt de hypothese genoemd, en het onderzoek gaat proberen die hypothese te verwerpen.

In de onderzoeksvraag moet duidelijk zijn of het onderzoek verkennend of toetsend is.

Bij een verkennend onderzoek is het opstellen van een hypothese zinloos.

5.  Frequentievraag, Samenhangvraag of Verschilvraag

Tot slot, je kan onderzoek ook indelen in Frequentievragen, Samenhangvragen en Verschilvragen. De reden hiervoor is dat dit bepaalt hoe je de betrouwbaarheid van je uitkomsten moet onderzoeken. In hoofdstuk 4 gaan we hier uitgebreid mee aan de slag. Voor nu even een samenvatting : 

1. Bij Frequentievragen kijk je hoeveel iets voorkomt. Dit soort vragen zie je vaak bij verkennend onderzoek. Het gaat er alleen maar om hoe vaak iets voorkomt, en of de uitkomst eigenlijk altijd bijna even groot is, of dat er best nogal wat spreiding kan zitten in de metingen. Vergelijk bijvoorbeeld eens het geweer van een scherpschutter, met een korte-loop-machinegeweer van een terrorist. De eerste heeft een hele kleine spreiding, de andere sproeit kogels in het rond. 

2. Bij Samenhangvragen gaat het er om of de afhankelijke variabele echt mooi meebeweegt met de onafhankelijke variabele. Neem als voorbeeld global warming; nemen de CO2 en de temperatuur echt samen toe? Zodat je kan veronderstellen dat een hogere CO2 concentratie (onafhankelijke variabele) leidt tot een hogere temperatuur (afhankelijke variabele)? (het antwoord is overigens een overtuigend ja).

3. Het derde type, de Verschilvraag kom je misschien wel het vaakst tegen op de middelbare school : zijn de uitkomsten van dit experiment nu echt wel verschillend? Of is het maar toeval, en lijkt het alleen maar zo. Heeft bijvoorbeeld het drinken van koffie echt invloed op de reactietijd van de proefpersonen?

Het moet duidelijk zijn of de onderzoeksvraag een Frequentievraag is, een Samenhangvraag of een Verschilvraag.

Dit artikel valt onder de licensiebepalingen van Creative Commons Naamsvermelding Gelijk delen Licentie 4.0